Nominale verlichtingssterkte

De zogenaamde nominale verlichtingssterkte is de gemiddelde verlichtingssterkte in een uitgeruste ruimte in relatie tot de gemiddelde verouderingstoestand van de armatuur.

Om de nieuwe waarde voor een nieuw verlichtingssysteem te specificeren, moest de nominale verlichtingssterkte vermenigvuldigd worden met de planningsfactor 1,25, aangezien deze altijd verwijst naar gemiddelde veroudering. Deze wordt gemeten en gespecificeerd in de eenheid lux.

De nominale verlichtingssterkte werd dan bijvoorbeeld gebruikt in de richtlijnen voor de werkplek, waarbij de geschikte lichtomstandigheden betrekking hadden op een horizontaal werkoppervlak op een hoogte van 85 cm boven de vloer. Er werd bijvoorbeeld 500 lux aanbevolen voor IT-werk op kantoor en twee keer zoveel lux voor tekenkamers.

Dit alles was belangrijk voor het bepalen van de juiste lichtomstandigheden, want alleen zo konden visuele taken worden uitgevoerd zonder de ogen te veel te belasten.

Tegenwoordig wordt de nominale verlichtingssterkte echter niet meer gebruikt in verlichtingsnormen. In plaats daarvan specificeren de DIN EN-normen nu zogenaamde onderhoudswaarden voor de verlichtingssterkten.

Deze nieuwe waarden houden ook rekening met de vermindering van de verlichtingssterkte door vervuiling en veroudering van de lichtbronnen.