Sensor

Een sensor in de verlichtingszone wordt gebruikt om beweging of de aanwezigheid van een persoon te detecteren en/of om de helderheid van daglicht of kunstlicht te meten. Als er een verandering is, stuurt de sensor dit door naar het lichtmanagementsysteem, dat vervolgens het licht aanpast. Zo'n aanpassing kan betekenen dat een lamp gewoon uit- of ingeschakeld wordt, of dat de lichtbron gedimd wordt.

Een lichtsensor die wordt gebruikt om de lichtsterkte te meten, is uiteindelijk een elektronische component die licht omzet in een elektronisch signaal met behulp van het foto-elektrisch effect. De sensor krijgt een bepaalde lichtintensiteit toegewezen die hij waarneemt en vervolgens wordt het licht gewijzigd, bijvoorbeeld wanneer het buiten begint te schemeren. Dit type sensor wordt meestal buitenshuis gebruikt, bijvoorbeeld voor schemersensoren, maar ook binnenshuis voor constante lichtregeling. Bij dergelijke lichtsensoren wordt een onderscheid gemaakt tussen interne look-down of look-out sensoren en externe daglichtsensoren.

Bij bewegings- of aanwezigheidsmelders meet de sensor niet de lichtsterkte, maar detecteert hij bewegingen in de omgeving. Dit gebeurt met behulp van passieve infraroodsensoren (afgekort tot PIR) of hoogfrequente sensoren (afgekort tot HF). Deze sensoren worden dan ook vooral buitenshuis gebruikt, bijvoorbeeld voor ingangsverlichting, zodat het licht meteen aangaat als je thuiskomt en je het sleutelgat kunt vinden zonder te hoeven zoeken. Een timer regelt hoe lang het licht moet blijven branden en kan individueel worden ingesteld.