Beschermingsklasse

De beschermingsklasse van een armatuur geeft aan welke beschermende maatregelen vereist zijn tegen elektrische schokken. Deze moeten daarom altijd worden aangegeven op de bedieningsapparatuur en zijn niet te verwarren met de IP Beschermingsklasse tegen vreemde voorwerpen en water. In Duitsland zijn er drie verschillende beschermingsklassen, bijvoorbeeld een armatuur met beschermingsklasse II heeft versterkte en dubbele isolatie tussen het netcircuit en de uitgangsspanning of de metalen behuizing.

Hier volgt een overzicht van de drie beschermingsklassen:

Beschermingsklasse I:
De eerste beschermingsklasse staat voor beschermende aarding, waarbij alle geleidende behuizingsdelen van de lamp of het elektrische apparaat verbonden zijn met het zogenaamde beschermingsgeleidersysteem van de vaste elektrische installatie. Bij een foutstroom wordt een zekering geactiveerd die het circuit spanningsloos maakt.

Beschermingsklasse II:
In de tweede beschermingsklasse is er een versterkte of dubbele isolatie tussen het netcircuit en de geleidende behuizing van de lamp, die bekend staat als beschermende isolatie. Dit betekent dat een Verlichting beschermd met beschermingsklasse II, zelfs als deze is gemaakt van elektrisch geleidend materiaal.

Beschermingsklasse III:
De derde beschermingsklasse wordt gekenmerkt door een zogenaamde extra-lage veiligheidsspanning waarbij de apparaten met dit symbool een spanning van maximaal 50 volt wisselstroom of 120 volt gelijkstroom. Net als bij beschermingsklasse II vereisen ze ook versterkte of dubbele isolatie tussen het netcircuit en de uitgangsspanning. Bovendien vereisen deze lampen een veiligheidstransformator in overeenstemming met DIN EN 61558-2-6, die alleen achterwege kan blijven bij extra-lage veiligheidsspanningen uit batterijen of accu's.